Marthe, wat wilde jij vroeger worden?
“Paardenfokker. Ik hield erg veel van paarden – nu nog steeds hoor – maar ik denk dat ik toen niet helemaal doorhad wat dat inhield. Ik heb ook lang gevolleybald, dus ik had altijd de ambitie om professioneel te gaan spelen.”
Van volleybalster naar kunstenaar. Leg eens uit.
“Ik snapte nooit dat mensen hun werk belangrijker vonden dan de sport, maar nu ik zelf wat ouder ben zijn ook mijn prioriteiten veranderd. Ik heb de vrije school gedaan waar veel aandacht werd besteed aan kunst en muziek. Ik heb nooit specifiek gekozen voor de kunstacademie, dat ging onbewust. Het lag in het verlengde van de vrije school en was voor mij dus eigenlijk heel logisch. Als ik bezig ben met kunst, dan zit ik soms helemaal ‘in mijn eigen hoofd’. En dan is het wel lekker als ik het eruit kan gooien. En die ruimte vind ik nog steeds in volleybal.”
Je beoefent diverse disciplines. Kon je niet kiezen?
“Ik kan sowieso niet kiezen. Ik heb behoefte aan afwisseling. Als ik schilder ben ik heel erg in mezelf gekeerd, terwijl ik bij ruimtelijk werken meer naar buiten keer. Welke discipline ik beoefen ligt heel erg aan hoe ik me voel en waar ik behoefte aan heb op dat moment. Daarnaast vragen mijn onderwerpen om verschillende media. Ik gebruik alledaagse voorwerpen waar je een heel andere betekenis aan geeft als je het schildert of fotografeert. Het heeft allemaal een andere waarde.”
Waar haal je die alledaagse voorwerpen vandaan?
“Overal, maar er moet potentie in zitten. Soms kan ik er dan meteen iets mee, maar vaak bewaar ik ze tot ik een goed idee heb. Mijn atelier begint inmiddels al aardig vol te raken! Ik haal ook allerlei voorwerpen uit mijn eigen leven. Of bij de kringloop. Uiteindelijk is het belangrijker dat iets visueel goed werkt, dan dat het logisch is.”
Wie of wat is jouw inspiratie?
“Ik raak geïnspireerd door alledaagse situaties. Ik ga daarom wel eens naar de IKEA. De combinatie van voorwerpen is daar soms zo surrealistisch en ik als kunstenaar heb de mogelijkheid om die met mijn gedachten even uit de winkel te halen en uit hun omgeving te zien. De laatste tijd raak ik ook heel geïnspireerd door de stillevens van de 17e eeuw. Van Juan Sánchez Cotán bijvoorbeeld. En ook door Giorgio Morandi, maar die is van wat later.”
Wat wil jij vertellen met jouw werk?
“Elke dag zijn we omringd door, en gaan we een interactie aan met talloze voorwerpen die zo gewoon zijn dat ze vaak onopgemerkt blijven. In mijn werk wordt die wisselwerking tussen toeschouwer, beeld en betekenis, die elke dag zo normaal is, opeens bevraagd. Neem bijvoorbeeld een koffiekopje. Als je daar lang naar kijkt, dan zie je de schoonheid en dan wordt het opeens een ‘raar’ ding. Het is dan bijna geen kopje meer. Je gaat er anders over nadenken en naar kijken. En dat zijn de pareltjes. De inzichten die je krijgt bij het zien van mijn werk.”
Is dat nou het ‘tosti-effect’?
“Ja, als je stilstaat bij het woord tosti en het een paar keer achter elkaar zegt wordt het woord ook opeens raar. Ik wil dat mensen zich ook op deze manier over mijn werk verwonderen.”
Wat doet het met jou?
“Ik ben best wel filosofisch. Mijn kunst is voor mij een middel om mijn filosofische gedachten te voeden en te uiten.”
De samenwerking tussen jou en Pouloeuff is in Zeeland ontstaan…
“Ja, dat was heel grappig. Ik exposeerde in Zeeland en mijn ouders waren er ook. Zij kwamen Ine tegen in een dorpje en je weet hoe ouders zijn. Vol lof vertelden ze haar over mijn werk en zo ben ik bij Pouloeuff gekomen. Ine is echt super! Ze heeft me enorm geholpen met de vragen die ik had. Pouloeuff is voor mij ook een platform om te leren.”
Naar de expositie @ NAAR OVERIGE INTERVIEWS
Interview: Valerie Latul