Deze fase spreekt hem aan door de manier waarop je naar de wereld om je heen gaat kijken. Als kind zie je simpele vormen. In de fase naar jongvolwassen blijkt de materie achter die vormen toch complexer dan gedacht. Alles moet vervolgens herbeoordeeld worden en zo leer je opnieuw kijken.
Door middel van zijn werk probeert Twan Berendsen een moment aan te spreken uit de kindertijd van de toeschouwer, zodat deze zich makkelijk kan identificeren met het werk. Daarbij is de verschijning van het beeld 'eenvoudig' en 'mooi’. Dit zorgt ervoor dat de toeschouwer geneigd is het beeld te naderen en zelfs aan te raken, deze neiging levert een interessante spanning op tussen het werk en de toeschouwer. Op dit moment wordt de toeschouwer onderdeel van het werk en wordt de tweede, inhoudelijke en maatschappelijke, laag zichtbaar.