Het tekenwerk van Joyce ter Weele (1988) gaat over het avontuur van het kijken en het (opnieuw) betekenis geven aan bekende vormen en ruimtes. Ze combineert een diversiteit aan materialen, zoals houtskool, potlood, fineliner, grafiet, collage, fotografische technieken en zwart-wit verf, waarbij papier altijd de drager is.
Op het eerste oog lijken de voorstellingen willekeurig samengesteld te zijn, maar ze zijn wel degelijk bewust gecomponeerd door de kunstenaar. De beelden zijn geabstraheerd maar wie goed kijkt, kan fragmenten van figuratieve voorstellingen ontdekken, zoals elementen die lijken op delen van landschappen of die architecturaal van karakter zijn. De abstractie zorgt er echter voor dat dit niet precies vast te stellen is. De kijker moet zelf actief zoeken in het werk naar betekenis, bijvoorbeeld door te kijken naar de verhouding tussen het werk als geheel van een afstand en de fragmenten waaruit het is opgebouwd. Dit betekent dat de betekenis van het werk niet vastligt maar een veelheid aan interpretaties biedt.
Joyce ter Weele studeerde in 2015 af aan de Academie Minerva in Groningen en was datzelfde jaar de winnaar van het Coba de Groot Stipendium.